pas-melders in de knel: minister schuift probleem drie jaar door
Nederland, zaterdag, 30 november 2024.
Minister Wiersma verlengt de termijn voor legalisatie van PAS-melders met drie jaar tot 2028. Een noodgreep die op veel kritiek stuit van Kamerleden en boerenorganisaties. Van de 3.600 PAS-melders hebben slechts zeven boeren een definitieve vergunning gekregen. De minister legt de verantwoordelijkheid steeds meer bij de boeren zelf, terwijl die al vijf jaar in onzekerheid zitten. Het vertrouwen in de nieuwe aanpak is minimaal.
kritiek en onzekerheid
Landbouwminister Femke Wiersma heeft aangekondigd dat zij de legalisatie van PAS-melders met drie jaar verlengt, tot 2028. Dit nieuws heeft geleid tot felle reacties vanuit zowel de Tweede Kamer als boerenorganisaties. Kamerlid Eline Vedder van het CDA noemt het ‘teleurstellend’ en vraagt zich af of dit de provincies daadwerkelijk zal helpen[1]. Laura Bromet van GroenLinks-PvdA voegt daaraan toe dat de aanpak van Wiersma de PAS-melders ‘als een baksteen laat vallen’ en pleit voor drastische maatregelen om de stikstofuitstoot te verlagen voordat legalisatie mogelijk is[1].
boeren in onzekere situatie
De verlenging van de legalisatietermijn betekent dat boeren nog langer in onzekerheid blijven. LTO Nederland, NAJK en Agractie uiten hun zorgen over de verantwoordelijkheid die steeds meer bij de boeren zelf wordt gelegd[2]. Met name jonge ondernemers, zoals Roy Meijer van NAJK, wijzen erop dat zij hierdoor nog steeds niet aan hun toekomst kunnen bouwen[2]. De angst voor een ‘koude sanering’ groeit, waarbij boeren zonder enige compensatie of perspectief hun boerderij moeten opgeven[3].
een noodgreep zonder garanties
Minister Wiersma probeert met haar verlenging en nieuwe maatregelen, zoals maatwerkoplossingen en het gebruik van stikstofruimte uit andere bronnen, de legalisatie alsnog mogelijk te maken[4]. Toch blijft er veel twijfel over de juridische haalbaarheid van deze plannen. De Raad van State heeft eerder al aangegeven dat aanpassingen in de Omgevingswet noodzakelijk zijn, wat tijdrovende wetswijzigingen vereist[5]. Het kabinet zet in op maximale samenwerking met de provincies om handhaving te voorkomen, maar blijft steken in beloften zonder concrete resultaten[4].