Rechter dwingt Nederlandse Zorgautoriteit om huisartsentarieven binnen zes maanden te verhogen
Nederland, dinsdag, 18 november 2025.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven geeft huisartsen gelijk in hun jarenlange strijd tegen te lage tarieven. De rechter oordeelt glashelder: de huidige tarieven dekken structureel niet de werkelijke kosten van huisartsenzorg. Huisvestingskosten werden onderschat, de complexe poortwachtersfunctie ondergewaardeerd en het norminkomen voor praktijkhouders te laag vastgesteld. De Nederlandse Zorgautoriteit moet nu binnen een half jaar alle tarieven voor 2023, 2024 en 2025 opnieuw berekenen in nauw overleg met huisartsenorganisaties. Deze definitieve uitspraak kan grote gevolgen hebben voor de financiering van de Nederlandse huisartsenzorg.
Huisartsen winnen na jarenlange strijd
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde vandaag, dinsdag 18 november 2025, definitief in het voordeel van de huisartsen [1][2][3]. De zaak was aangespannen door drie huisartsenverenigingen: de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV), de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPH) en Stichting De Bevlogen Huisartsen (DBH) [1][4]. Het CBb stelt onomwonden vast dat de door de Nederlandse Zorgautoriteit vastgestelde tarieven voor 2023, 2024 en 2025 niet voldoen [1]. De uitspraak is het vervolg van een eerdere rechtszaak uit 2023, waarbij de NZa al opdracht kreeg tarieven te herijken omdat ze gebaseerd waren op verouderd kostenonderzoek uit 2015 [3].
Concrete knelpunten in de huisartsenzorg
De rechter wijst op drie grote problemen. Ten eerste houdt de NZa onvoldoende rekening met werkelijke huisvestingskosten, terwijl veel huisartspraktijken kampen met te kleine ruimtes en stijgende huurprijzen [1][4]. Veel huisartsen zitten volgens het CBb in een te kleine ruimte en moeten investeren in nieuwe, grotere praktijkruimte [2][4]. Ten tweede heeft de NZa de praktijkhoudersfunctie structureel ondergewaardeerd door onvoldoende rekening te houden met taken, risico’s en verantwoordelijkheden van praktijkhouders [1]. De poortwachterfunctie van huisartsen in het Nederlandse zorgstelsel werd miskend [3][4]. Ten derde gebruikte de autoriteit een verkeerde rekenmethode voor het norminkomen, wat de NZa zelf tijdens de zitting erkende [1][2]. Een werkweek van 36 uur is onvoldoende onderbouwd, aldus het College [1].
Gevolgen voor patiënten en praktijken
De NZa moet binnen zes maanden de tarieven voor 2023, 2024 en 2025 opnieuw berekenen in nauw overleg met huisartsenorganisaties [1][2][3][4]. Tot die tijd blijven de huidige tarieven gelden [3]. Voor patiënten betekent dit mogelijk dat hun huisarts straks beter kan investeren in modernere apparatuur en ruimere praktijklocaties. Praktijkhouders kunnen eindelijk fatsoenlijke ruimte huren en investeren in de toekomst van hun zorgverlening [6]. Het CBb is de hoogste rechter in deze zaak, waardoor tegen het besluit geen beroep meer mogelijk is [2][4]. Deze definitieve uitspraak kan grote invloed hebben op de toekomst van de Nederlandse huisartsenzorg en de toegankelijkheid ervan voor patiënten.