Klimaatactivisten dagen Schiphol voor de rechter: Strijd om demonstratierecht
Haarlem, woensdag, 20 augustus 2025.
Extinction Rebellion (XR) heeft een rechtszaak aangespannen tegen Schiphol vanwege omstreden gebiedsverboden voor 37 klimaatactivisten. De organisatie vindt de sancties buitenproportioneel en een aantasting van demonstratierechten. Na een protest in de KLM-lounge werden activisten voor 5 tot 10 jaar de luchthaven ontzegd. XR stelt dat deze maatregel hun bewegingsvrijheid onterecht beperkt en een poging is om toekomstige demonstraties te ontmoedigen. De rechtbank in Haarlem buigt zich over deze principiële zaak, waarbij de uitspraak wordt verwacht op 29 augustus 2025.
Rechtszaak tegen gebiedsverboden
Extinction Rebellion (XR) heeft een principiële strijd aangespannen tegen Schiphol over gebiedsverboden voor 37 klimaatactivisten. De activisten kregen verboden variërend van 5 tot 10 jaar na een protest in de KLM-lounge op 8 maart 2025 [1]. XR-advocaat Otto Volgenant stelt dat de demonstratie volledig vreedzaam was en de sancties buitenproportioneel zijn [1][2]. De activisten hadden zich kritisch uitgelaten tegen het Flying Blue-spaarplan van KLM, waarbij ze de lounge binnendrongen om aandacht te vragen voor klimaatverandering.
Veiligheid versus demonstratierecht
Schiphol verdedigt de gebiedsverboden door te wijzen op overtreding van veiligheidsregels [2]. De luchthaven stelt dat het beveiligde gebied alleen toegankelijk is voor reizigers en werknemers [2]. XR-advocaten beweren echter dat deze maatregel een ‘chilling effect’ heeft en toekomstige demonstraties wil ontmoedigen [1]. Ze vergelijken het met het intrekken van een bankrekening wanneer iemand bij een bank protesteert [2].
Juridische strijd in Haarlem
De rechtbank Noord-Holland in Haarlem behandelt momenteel het kort geding [3]. De uitspraak wordt verwacht op 29 augustus 2025 [3]. XR eist opheffing van de gebiedsverboden, zodat leden kunnen vliegen wanneer dat noodzakelijk is, zoals bij familieomstandigheden of werkverplichtingen [2]. De uitkomst van deze zaak kan belangrijke implicaties hebben voor het demonstratierecht op openbare infrastructuur.